stiel
stiel - Zelfstandignaamwoord 1. ambacht, beroep, handwerk, vak
Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)
vak, ambacht Overheidsmaatregelen blijven nodig, want de ‘stiel’ van landbouwer wordt opnieuw riskanter. (Noël Devisch, Waar is die boer gebleven?) Belgisch-Nederlandse Standaardtaal Gangbaarheid: 7 Vlaamsheid: 3
Michel Uyen
vak, ambacht. Twaalf stielen, dertien ongelukken; stielmannen: vakmannen; een stiel leren (vak, beroep); een honden¬stiel (hondenbaan)
Peter Bakema (2003)
(de, -en) vak, beroep, baan.- twaalfstielen, dertien ongelukken, twaalfambachten, dertien ongelukken Als jongeman behoorde hij tot de categorie ‘twaalfstielen, dertien ongelukken’. Hij deed van alles, maar zijn droom was bij de film te geraken. - GvA, 31-01-2003.
Walter De Clerck (1981)
Vak, beroep; soms bep.: bedrijf, ambacht, baan; - de stiel leren, het vak leren; van stiel veranderen, van baan veranderen; op stiel gaan, in de leer gaan (bij iem.). Gepatenteerde hoeren als de meisjes van ’t Nieuw Fort der Vriendschap moogt ge dat niet kwalijk nemen, ’t Is immers hun vaste stiel en ze zouden ander...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: