stieken
(1906) (Barg.) toestoppen, geven. • (Köster Henke: De boeventaal. 1906) • stieken, (Barg.) geven, reiken. (Fokko Bos: De vreemde woorden. 1955) • Hij hield van 'n borreltje en ik stiekte 'm, hè. (Simon Carmiggelt: Morgen zien we wel weer. 1967) • Meestal waren het hoge officieren die een knappe oppasser in dienst...