STICHTEN
(stichtte, heeft gesticht), 1. bewerken dat iets tot stand komt; oprichten: een kerk, een klooster, een weeshuis, een hogeschool stichten: een kolonie stichten: een rijk, een vereniging stichten; 2. aanleggen, veroorzaken, teweegbrengen, verwekken, brouwen: goed, kwaad, nut stichten; verwarring, vijandschap, vrede stichten...