Steenbok
Steenbok - Eigennaam 1. (sterrenbeeld) 2. (astrologie) teken van de dierenriem waar de Zon in staat van ca. 22 december tot ca. 20 januari Woordherkomst samenstelling van steen en bok Zie ook steenbok
Wiktionary (2019)
Steenbok - Eigennaam 1. (sterrenbeeld) 2. (astrologie) teken van de dierenriem waar de Zon in staat van ca. 22 december tot ca. 20 januari Woordherkomst samenstelling van steen en bok Zie ook steenbok
Direct toegang tot alle 15 resultaten over Steenbok?
Hans Biedermann (1992)
de berggeit met gekromde hoorns, wordt wel met de maan(god) geassocieerd, bijvoorbeeld onder de naam Ta’lab bij de Zuidarabische Sabeeërs. Als teken van de dierenriem heette hij in het oosten aanvankelijk ‘geitevis’, een waterdier met vissestaart en hoorns.
drs. L.A. Beeloo (1981)
een nog steeds in de Alpen, hoewel zeldzaam, voorkomende geitesoort met geweldige horens. Naar het dier is een sterrenbeeld van de Dierenriem genoemd, waarin de zon staat bij het begin van de winter; daarom wordt de zuidelijke keerkring Steenbokskeerkring genoemd.
Fa. A.J. Osinga (1952)
s., stienbok.
Van Dale Uitgevers (1950)
m. (-ken), 1. soort van geit die op de hoogste bergen wordt aangetroffen (Capra ibex); 2. een der twaalf tekens van de dierenriem, het winterteken; 3. (Z.-A.) een van de kleinere soorten van antilopen (Calotragus tragulus).
Winkler Prins (1949)
Capricornus, (1) teken uit de Dierenriem; (2) onopvallend, laag aan de hemel staand sterrenbeeld, van Augustus-October aan de avondhemel te zien. Helderste ster Gredi.
E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)
(sterrenkunde) (Latijn Capricornus) is een der sterrenbeelden van de dierenriem en wel dat beeld, waarin de zon zich bevindt korte tijd, nadat zij haar grootste zuidelijke declinatie bij de aanvang van de winter bereikt heeft (z keerkringen en sterrenbeelden).
M. J. Koenen's (1937)
m. -bokken; in ’t wild op ’t gebergte levende bok met grote, van knobbelige ringen voorziene, holle horens; Lat. capra ibex; 10de teken in de dierenriem.
Jozef Verschueren (1930)
('ste:n) m. (ken) 1. Eig. wilde bok in het gebergte, met naar achteren gebogen holle horens (Capra ibex). 2. Steenbok Metf. sterrenbeeld aan de zuidelijke hemel en een van de twaalf tekens van de → dierenriem.
F.W. Grosheide (1926)
I. Steenbokken zijn evenhoevige, herkauwende zoogdieren, die tot de familie der holhoornigen en tot het geslacht geit (capra) behooren. Hun horens, zeer lang bij de mannetjes, veel korter bij de wijfjes, zijn geringd en achterwaarts gebogen. Ze hebben geen kinbaard. Het wijfje wordt meer in ’t bizonder aangeduid met den naam van steengeit (J...
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
Steenbok - (Capricornus), 1) Zuidelijk sterrebeeld, reeds in den Almagest vermeld. Het bevat 47 voor het bloote oog zichtbare sterren, waaronder de dubbelster α, die door zeer scherpe oogen reeds zonder kijker dubbel kan gezien worden. — 2) het tiende teeken van den Dierenriem, het vak der ekliptika tusschen 270° en 300° lengte, thans gelegen in he...
J. Kramer (1908)
Ibex, onderafdeeling van het geslacht der Geiten (zie Geit), omvat de soorten wier horens van voren niet gekield zijn. De steenbokken houden zich op in koude bergstreken. De bekendste soort is de Alpen-S., Capra ibex, 1,3 m. lang, 0,80 m. hoog, 80— 110 kilogr. zwaar. Een tweede europeesche soort is Capra hispanica, die de...
J.H. van Dale (1898)
STEENBOK - m. (-ken), eene soort van geit, die op de hoogste bergen wordt aangetroffen | (cabra ibex); een der twaalf hemelteekens of teekens van den dierenriem); winterteeken; — (Z. A.) een van de kleinere antilopen (calotragus tragulus).
Anthony Winkler Prins (1870)
Steenbok (Ibex Wagn.) is de naam eener onderafdeeling van het Geitengeslacht (Capra L.). zij onderscheidt zich door de van voren afgeplatte, van knobbelige ringen voorziene horens en omvat onderscheidene dieren, welke de hoogste gebergten der Oude Wereld bewonen. Men heeft steenbokken op de Europésche Alpen, op de Pyreneeën, in den Caucasus, in Sib...
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.