Wat is de betekenis van statisch?

statisch - Bijvoeglijk naamwoord 1. rustig, zich in evenwicht bevindend 2. stil, niet beweeglijk 3. (natuurkunde) betrekking hebbend op de statica Woordherkomst afgeleid van statie met het achtervoegsel -isch Antoniemen dynamisch, astatisch

statisch - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: sta-ties 1. onveranderlijk, niet bewegend ♢ op dit moment is de situatie nogal statisch Bijvoeglijk naamwoord: sta-ties ... is statischer dan ... ...

(bn) SP - zich in evenwicht bevindend, rustig, niet beweeglijk, bv. starthouding bij 100 m, statische houding op de grond (kopstand, kaars, spagaat) of aan de ringen (breedtehang, plank). Herkomst: van Lat. staticus, van Gr. statikos (tot stilstand brengend)

Niet bewegend, stil. Tegenstelling van dynamisch.

Statisch is niet bewegend; zonder de suggestie van beweging; i.t.t dynamisch.

[Gr. statikos = tot stilstaan brengend, van statos = staande, van stam sta- = staan] bn 1 op de statica betrekking hebbend; 2 op het evenwicht betrekking hebbend; 3 zich in evenwicht bevindend; niet beweeglijk of bewogen, in rust; stabiel, onveranderlijk, zonder beweging; statische elektricite...

met het evenwicht te maken hebbend; ook: in evenwicht, in rust verkerend. Tegenovergestelde: dynamisch, beweeglijk. Men spreekt b.v. van statische kunst, b.v. architectuur, tegenover dynamische kunst, b.v. ballet.

betrekking hebben op het evenwicht; niet beweeglijk of bewogen; statisch moment: product van de last van de hefboom en zijn afstand tot het steunpunt

Beantwoordend aan de leer der statica, d.i. van het evenwicht, dus: zich in rust, in evenwicht bevindend; b.v. statische electriciteit is electriciteit, die in evenwicht is, als lading aanwezig is. De tegenstelling is: dynamisch.