STAPELING
I. v., 1. handeling van het stapelen of opstapelen ; — (zeew.) (wijze van) stuwing : 2. (-en) stapel, hoop : dwarsliggers legt men in stapelingen van 100 stuks bijeen ; 3. (mol.) helling van de molenas. II. v. (-en), de gezamenlijke stapels van een schapenvacht ; wolgroei van een schaap.