Wat is de betekenis van Stangen?

2024-04-16
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

stangen

(1967) (inf.) op stang jagen; kwaad maken. • Je gaat elkander jennen. Opjutten met lichaamshoudingen. Stangen met de ogen. (Meyer Sluyser: Niemand die het antwoord weet. 1967) • Ja, hij was een echte relnicht. Kon geweldig stangen, zuigen en jennen. (Heere Heeresma: Eén robuuste buste. 1989) • Nou eh... ik had met een paaw v...

2024-04-16
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

stangen

stangen - Werkwoord 1. (ov) (informeel) proberen iemand op te jutten stangen - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord stang Woordherkomst afgeleid van stang met het achtervoegsel -en Synoniemen pesten

2024-04-16
Woordenboek van Neologismen

Marc de Coster (1999)

Stangen

Stangen - slang voor ‘op stang jagen; pesten’. Wat bracht hem tot die opmerking? Was het een beetje stangen? Pesten? Nieuwe Revu, 10-05-98

2024-04-16
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

stangen

(stangde, heeft gestangd), op stang jagen, plagen.