Wat is de betekenis van Stamgast?

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

stamgast

stamgast - Zelfstandignaamwoord 1. iemand die ergens (bijv. een café) geregeld komt Woordherkomst samenstelling van stam(werkwoord) en gast Verwante begrippen habitué, trouwe bezoeker, kroegloper

2024-04-19
Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

Stamgast

'De relatie tussen de barman en een klant kan zich zo ontwikkelen, dat de barman automatisch een stamgast tevoorschijn haalt, als de vaste klant binnenkomt.' Aldus een informant uit Schiedam, die deze borrel naam ook buiten de jeneverstad hoor- de. Een stamgast hoeft natuurlijk niet per se een glaasje jenever te zijn, maar voor een spaatje zal het...

2024-04-19
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

STAMGAST

m. (-en), iem. die ergens geregeld komt, habitué: de stamgasten in een koffiehuis.

2024-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

stamgast

m. -en; vast bezoeker van een koffiehuis; habitué.

2024-04-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

stamgast

('stam) m. (-en) vast bezoeker, habitué : de -en van een koffiehuis.

2024-04-19
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

stamgast

m. (-en), iemand die ergens geregeld komt, vaste klant, habitué (m.n. in een café).

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

STAMGAST

STAMGAST - m. (-en), iem. die ergens geregeld komt en er lang blijft: de stamgasten in een koffiehuis; ...GENOOT, m. (-en), die uit denzelfden stam als een ander is; ...GENOOTE, v. (-n); ...GOD, m. god van een volksstam; ...GOED, o. (-eren), goed dat aan een stam of geslacht behoort, erfgoed; huis waar de stamvader van een geslacht woonde : het...