Wat is de betekenis van sputum?

sputum - Zelfstandignaamwoord 1. vocht dat in de mond vloeit uit de speekselklieren Synoniemen spuug, speeksel, fluim

(uitspraak: SPUU-tum) Zie (ook) fluim

[Lat. = speeksel, fluim, van spuere, sputum = spuwen, Gr. ptuein] opgehoest slijm vanuit de longen en luchtwegen.

het uitgespuwde slijm en speeksel

opgehoest slijm, fluim. Fluimen zijn ziekelijke afscheidingsprodukten van het (in de regel ontstoken) slijmvlies van de ademhalingsorganen. Zij bestaan uit een slijmerige of etterige substantie en kunnen ook bloed bevatten. Het sputum van een tuberculosepatiënt is zeer besmettelijk.

(spuwsel): door kuchen of hoesten uitgeworpen slijm, dat afgescheiden is door het slijmvlies van keelholte, strottehoofd, luchtpijp en bronchiën. Het is normaal dat ’s morgens na het ontwaken wat slijm loskomt. Grotere hoeveelheden, vooral wanneer er bloed en etter in aanwezig zijn, duiden op een ziekte van de luchtwegen en vragen om med...

(L., = ,,wat men opgeeft”), secreet van de luchtwegen, opgegeven of ingeslikt. Geeft gegevens over de aard van de longaandoening.

o., uitgespuwd slijm en speeksel.

is longslijm, dat in de bronchiën aanwezig is en door het hoesten door de luchtpijp naar boven komt. Huisdieren, die s. ophoesten, slikken dit meteen weer door, spugen het dus als regel niet uit. Ze hoesten het echter wel uit. Onderzoek van s. vindt o.a. plaats bij de tuberculose-bestrijding. Men laat het dier hoesten, duwt dan een z.g. sputum...