Wat is de betekenis van Spouw?

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

spouw

spouw - Zelfstandignaamwoord 1. (bouwkunde) luchtruimte tussen twee muren van een dubbele z.g. spouwmuur spouw - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van spouwen ♢ Ik spouw 2. gebiedende wijs van spouwen spouw! 3. (bij invers...

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

spouw

spouw - zelfstandig naamwoord 1. ruimte tussen binnen- en buitenmuur ♢ voor de isolatie is de spouw volgespoten met schuim Zelfstandig naamwoord: spouw de spouw de spouwen het s...

2024-04-25
Molenwoordenboek

B.D. Poppen (2000)

Spouw

De spleet tussen de beide armen van een spouwarm.

2024-04-25
Begrippenlijst Natuur- en scheikunde

NOVA (1998)

Spouw

De open ruimte tussen de dubbele muren van een huis.

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Spouw

s., spou.

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

SPOUW

I. v. (-en), spleet, luchtruimte tussen de beide delen van een spouwmuur. II. v., (gew.) spuug, speeksel.

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

spouw

v. -en, spouwtje; spleet; smalle opening tussen twee muren.

2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

spouw

v. (-en) spleet, luchtruimte tussen de beide delen van een spouwmuur.

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

spouw

v./m. (-en), spleet, luchtruimte tussen de beide delen van een spouwmuur.