Wat is de betekenis van sportief?

2024-04-24
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

sportief

sportief - Bijvoeglijk naamwoord 1. een ruime plaats inruimend voor het bedrijven van sport Hij is altijd sportief geweest. 2. bereid een tegenstander fair te behandelen Dat is geen sportief gedrag! Woordherkomst afgeleid van sport met...

2024-04-24
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

sportief

sportief - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: spor-tief 1. wie zich voor zijn plezier lichamelijk inspant ♢ Jan is erg sportief: hij voetbalt en hij tennist 2. wie goed tegen zijn verlies kan ♢ he...

2024-04-24
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Sportief

fair; sportlievend; ruiterlijk

2024-04-24
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

sportief

bn., belust op sport, i.h.b. danslustig. Ze hebben gezegd: je moet meneer Pinas in die feestcommissie vragen, want die is zo sportief (mond.). - Etym.: Zie sport. AN s. = betrekking hebbend op AN sport (zie sport); in de geest van de AN sport, fair.

2024-04-24
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

sportief

met betrekking tot sport; sportliefhebbend; gaaf.

2024-04-24
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Sportief

de sport betreffend, sportlievend.

2024-04-24
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

SPORTIEF

(<Fr.), bn. bw., 1. op de sport betrekking hebbende: sportieve clubs; het sportieve roeien. 2. van de geest der sport bezield, in de geest der sport, fair; weinig sportieve middelen; hij is erg sportief , doet veel aan sport; — iets sportief opvatten, ais een eerlijk spel, met zijn kansen op overwinning of neder...

Wil je toegang tot alle 17 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-24
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

sportief

de s p o r t betreffende; s p o r tlievend; fig. vlot.