sporten
(1970+) (Sur.) vrijen, geslachtsgemeenschap hebben, neuken. Zie ook: sportvlekken*. • (J. van Donselaar: Woordenboek van het Surinaams-Nederlands. 1989) • (Ton den Boon: De taal der liefde. 2017) • (Stella Bergsma & Sylvia Witteman: Van lichtekooi en zwiepkanarie. 2019)