spetter
1) (1970) (jeugd) knappe (vaak modieus geklede) man of vrouw. Vgl. brok*; moot*; stoot*; stuk*. • 'Al die wijven in die bontjassen,' zegt Kees kwaad. Dan lachend: 'Links kijken, rechts kijken, omkijken en wam weer zo'n vlammende spetter.' (Arie B. Hiddema: Dag heer. 1970) • Maar de brieven aan Johan Neeskens hebben niet zelden een pikant...