Wat is de betekenis van spektakel?

2024-04-18
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

spektakel

spektakel - Zelfstandignaamwoord 1. opzienbarend schouwspel, wonderbare vertoning De festiviteiten werden geopend met een groots spektakel.

2024-04-18
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

spektakel

spektakel - zelfstandig naamwoord uitspraak: spek-ta-kel 1. iets wat opwinding en spanning veroorzaakt ♢ de demonstratie ging met veel spektakel gepaard 2. grote, indrukwekkende voorstelling ♢ h...

2024-04-18
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

spektakel

(het, -s) voorstelling, vertoning, schouwspel [in België vaak met neutrale betekenis] Meer dan anderhalf uur is Dion, voor de gelegenheid kortgeknipt, het stralende middelpunt van een spektakel met zang, dans, licht en film. DS, 27-03-2003.

2024-04-18
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Spektakel

lawaai; drukte; schouwspel

2024-04-18
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

spektakel

1. Voorstelling, opvoering; toneelvoorstelling e.d.; soms bep.: schouwspel. Zondag is er een spektakel met verrassingen, treedt dj. L.D. op evenals discobar N., Gazet v. Antw. 23/6/1977. Momenteel werk ik aan een projekt in Gent waarin akteurs en poppen in één spektakel evolueren, T.V.strip 19/5/1978, p. 12. Zij verdwe...

2024-04-18
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

spektakel

lawaai, opskudding; skouspel; potsierlike mens.

2024-04-18
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Spektakel

o., schouwspel, vertoning; rumoer; spektakel maken: leven, gedruis maken;spektakelstuk: toneelstuk met veel effectbejag.

2024-04-18
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Spektakel

s.n., spektakel (it); — maken, spektakelje.

Wil je toegang tot alle 16 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-18
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Spektakel

spektakel, geraas, gerammel, getier; schouwspel.