Wat is de betekenis van speels?

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

speels

speels - Bijvoeglijk naamwoord 1. als iets of iemand die graag speelt Hij was nog te speels om al naar school te gaan. 2. ongedwongen, met weinig moeite Hij gaf op een speelse manier les.

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

speels

speels - bijvoeglijk naamwoord 1. wie graag speelt ♢ die jonge hond is nog erg speels 2. losjes, vrolijk en creatief ♢ we hebben een speels behang uitgekozen voor de kinderkamer Bijvoeglijk naamwoo...

2024-04-25
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

speels

dartel; jags, hitsig.

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Speels

adj. & adv., boartlik, boartlich.

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

SPEELS

bn. bw. (-er, meest—), 1. geneigd tot spelen, dartel: de speelse jeugd; — bw., als spel, om te spelen : iem. speels plagen; 2. (van dieren) tochtig : een speels hert.

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

speels

bn., bw.; speelser, meest speels (graag spelende): de —e jeugd.

2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

speels

(spe:ls) bn. en bw. (-er, meest -) 1. graag spelend: een knaapje. Syn. ➝ baldadig. 2. tochtig : -e wolven.

2024-04-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

speels

bn. en bw. (-er, meest), geneigd tot spelen, dartel: de speelse jeugd; bw., als spel, om te spelen: iemand — plagen; luchtig: speelse verzen.

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)