Wat is de betekenis van Spanjaard?

2024-09-18
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-09-18
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Spanjaard

1) (1993) (Vlaanderen, stud.) zie citaat. • Spanjaard: ad fundum met gestrekte arm boven het hoofd. (Kurt de Gendt: Studentenboek 1992-1993) 2) (19e eeuw) (steeds meerv.) (spot.) inwoners van Assendelft. • Spanjaarden, spotnaam voor de inwoners van Assendelft. Op voorspraak van Gerrit, heer van Assendelft, in hoog aanzien b...

2024-09-18
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

Spanjaard

Spanjaard - Zelfstandignaamwoord 1. (demoniem) een inwoner van Spanje, of iemand afkomstig uit Spanje

2024-09-18
Lexicon Beeldende Kunstenaars

Pieter Scheen (1980)

Spanjaard

Rozina (‘Rosa’); geb. Borne 5 december 1866, overl. Den Haag 10 december 1937. Zij was gehuwd met D. Spanjaard. Woonde en werkte in Enschede tot 1905, Arnhem 1905-1919, Rozendaal (Gld) 1919-1920, daarna in Den Haag. Leerlinge van Ed. Frankfort (Enschede na 1895), van ‘Kunstoefening’ te Arnhem o.l.v. J. H. Geerlings. Schilde...

2024-09-18
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Spanjaard

s., Spanjert, Spanjoal.

2024-09-18
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-09-18
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

SPANJAARD

m. (s, -en), bewoner van Spanje; uit Spanje afkomstig persoon.

2024-09-18
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

Spanjaard

m. Spanjaarden, Spanjaards (inboorling v. Sp.).

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-09-18
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Spanjaard

('spanja:rt) m. (-en, -s) inboorling, man afkomstig van Spanje. Enc. De Spanjaard is lichamelijk goed gevormd, van middelbare gestalte, mager en zwart van haar; vooral de vrouwen hebben vurige ogen en een aanminnig voorkomen. Hij is nuchter, matig, moedig, vroom en vol nationale trots, maar ook wraakzuchtig en lui.