sonoor
sonoor - Bijvoeglijk naamwoord 1. welklinkend, vol van toon ♢ Dat we met onze tenen niet zo sonoor kunnen knippen als met onze vingers is een gevolg van het ontbreken van een resonator.
Wiktionary (2019)
sonoor - Bijvoeglijk naamwoord 1. welklinkend, vol van toon ♢ Dat we met onze tenen niet zo sonoor kunnen knippen als met onze vingers is een gevolg van het ontbreken van een resonator.
A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)
[Lat. sonorus = klinkend] bn & bw welluidend, welklinkend, vol van toon, vol en helder klinkend.
M. J. Koenen's (1937)
bn., bw. (Fr. sonore [Lat. sonorus]: welluidend, helderklinkend): dat sonore geluid; sonoor klinken.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: