Wat is de betekenis van snotje?

2024-03-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

snotje

snotje - Zelfstandignaamwoord 1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord snot

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

SNOTJE

o., (gemeenz.) iets, iem. in ’t snotje hebben, hem in de gaten hebben, hem dóór hebben.

2024-03-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

snotje

o.: zegsw. in het snotje krijgen, eig. in de neus, ergens de lucht van krijgen.

Wil je toegang tot alle 4 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-03-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

snotje

vklw. van snot.