Wat is de betekenis van snotaap?

2024-04-19
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

snotaap

onvolwassene. iemand die te jong is om al ernstig genomen te worden, en die zich vaak bovendien nog onvolwassen gedraagt. Voorbeelden: Mijn vage kennis is een veel te intelligent en beschaafd iemand om zich thuis te voelen tussen zo'n stelletje zuipende, brallende en kotsende snotapen, die bezig zijn, zich te ontwikkelen tot jon...

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

snotaap

snotaap - Zelfstandignaamwoord 1. (scheldwoord) (pejoratief) snotneus Woordherkomst samenstelling van snot en aap Synoniemen bengel, blaag, rekel, vlegel, snotneus, rakker Verwante begrippen straatbengel

2024-04-19
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

snotaap

kwajongen, bengel; jeugdig persoon die zich met zaken van volwassenen wil bemoeien. Eigenlijk ‘een jongen die zijn neus niet kan schoonhouden’. Twentse scholieren gebruikten eind twintigste eeuw het scheldwoord snotkever.Zoo’n snotaap! (Het Volk, 16/10/1910) Kom met die boot terug, snotaap! (Johan Fabricius, Flipje, 1936)

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

SNOTAAP

m. (...apen), snotjongen.

2024-04-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

snotaap

('snot) m. (...apen) snotjongen.

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

SNOTAAP

SNOTAAP - m. (...apen), snotjongen.