Wat is de betekenis van snoepgoed?

2024-04-23
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

snoepgoed

(2016) (euf.) drugs. Zie ook: snoepjes*. • Godverdomme, ik heb nu helemaal verzuimd de auto op eventueel snoepgoed te controleren. (Co Pee: Afhaalchinees. 2016)

2024-04-23
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

snoepgoed

snoepgoed - zelfstandig naamwoord uitspraak: snoep-goed 1. zoete, lekkere dingen zonder voedingswaarde ♢ de kinderen houden erg van snoepgoed 2. sommige lichaamsdelen van aantrekkelijke vrouwen ...

2024-04-23
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

snoepgoed

snoepgoed - Etenswaren gemaakt van suiker of andere zoete eetbare stoffen, vaak verrijkt en gevarieerd met kleurstoffen, smaakstoffen zoals chocola en vullingen zoals vruchten of noten, en vervaardigd in allerlei vormen.

2024-04-23
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Snoepgoed

s.n., snobberij, snob(bers)guod (it), swietekau, kiezzekau; — kopen, snobje.

2024-04-23
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-23
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

SNOEPGOED

o., snoeperijen, inz. zulke die kinderen voor centen kopen.

2024-04-23
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

snoepgoed

o. (lekkers, lekkernij).

2024-04-23
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

snoepgoed

('snoep) o. lekkernijen.

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-23
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)