Snijdend
adj. & adv., flymjend; — koud, flymkâld, glûpende kâld; -e pijn, tsjirming, kerming, kerving.
Fa. A.J. Osinga (1952)
adj. & adv., flymjend; — koud, flymkâld, glûpende kâld; -e pijn, tsjirming, kerming, kerving.
Van Dale Uitgevers (1950)
bn. (-er, -st), 1. scherp: een snijdend werktuig; 2. scherpe pijn veroorzakend: een snijdende wind; snijdende pijnen; 3. het oor pijnlijk aandoend, doordringend: snijdende tonen.
Direct toegang tot alle 5 resultaten over SNIJDEND?
M. J. Koenen's (1937)
bn. (scherp): e. snijdend werktuig, ‘t welk snijdt; fig. een snijdende wind, snerpend; een snijdende pijn, vinnig; op snijdende toon, scherp.
Jozef Verschueren (1930)
('snijdənt) bn. (-er. -st) 1. wie, wat snijdt: een mes ; een -e wind. 2. scherp, bits : iets op -e toon zeggen.
J.H. van Dale (1898)
SNIJDEND - bn. (-er, -st), scherp : een snijdend werktuig, — een snijdende wind, pijn veroorzakend; snijdende pijnen; — (muz.) snijdende ionen, doordringende.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.