snijden
1) (19e eeuw, vero.) (inf.) zeer snel lopen. • Eenige studenten, die aan examina werken of aan het collegehouden zijn en dus 's morgens vroeg' op moeten, ontscheuren zich aan het vroolijke gezelschap en snijden in hunne eenzaamheid naar kooi. (J. Kneppelhout: Geschriften. Volume 2. 1861) 2) (17e eeuw) (stud.) iemand veel geld afhandig m...