sneu
(1970+) (Eindhoven, muz.) glas tonic. • (Onze Taal, juli/augustus 1975)
Marc De Coster (2017)
Sneu - beroerd, gemeen, min, teleurstellend. Sedert het begin van de 20ste eeuw. Dialectvorm van snood?
Van Dale Uitgevers (1950)
I. v. (-en), dwarslijntje van een beug : de sneuen staan 3.20 m uit elkaar. II. bn. bw. (-er, -st), 1. teleurstellend, hard, jammer : dat ivas sneu voor hem ; 2. (w. g.) teleurgesteld : sneu kijken.
M. J. Koenen's (1937)
I. bn., bw.: dat was sneu voor hem, teleurstellend; hij keek wat sneu, op zijn neus. II. v. sneuen (dwarslijn der beuglijn).
Jozef Verschueren (1930)
bn. en bw. (-er, -st) [snood] 1. teleurstellend : dat was voor hem. 2. beschaamd, verlegen : kijken.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: