Wat is de betekenis van SNEEUWWIT?

2024-04-23
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Sneeuwwit

adj., sniewyt, sa wyt as snie.

2024-04-23
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

SNEEUWWIT

I. bn., wit als sneeuw; zeer wit: alles was sneeuwwit; sneeuwwitte haren ; — sneeuwwitte wasplaat, sneeuwzwammetje : II. zn. o., 1. het wit, witheid als van sneeuw; 2. de fijnste soort van zinkwit.

2024-04-23
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

sneeuwwit

bn. (zo wit als sneeuw); sneeuwwitte bloesems, haren.

2024-04-23
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

sneeuwwit

bn. (-te) en bw. wit als sneeuw, zeer wit. Syn.→ leliewit.

2024-04-23
Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Sneeuwwit

Sneeuwwit - zie PERMANENTWIT en LOODWIT. De naam wordt ook gebruikt voor magnesium-carbonaat en zinkwit.

2024-04-23
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-23
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

SNEEUWWIT

SNEEUWWIT - bn. wit als sneeuw; zeer wit; alles was sneeuwwit; sneeuwwitte haren; — o. zinkwit; ...WOLK, v. (-en), wolk met sneeuw beladen; ...WORM, m. (-en), (nat. hist.) de zwarte larve van den glimworm, die ’s winters soms bij groote troepen op de sneeuw wordt aangetroffen.

2024-04-23
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)