smeerpijperij
(1902) (inf.) vuiligheid; liederlijkheid. • … en de schoeljes flappen 'n kwaadaardige smeerpijperij in 'n krant! (Herm. Heijermans: Het pantser. Romantisch soldaten-spel in 3 bedrijven. 1902) • 't is een godvergete smeerpijperij. (Adrianus Michael de Jong: Een knaap wordt man. 1964) • Knap, maar vol viezigheid! Remco Campert...