Wat is de betekenis van slopen?

2024-04-23
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

slopen

1) (1980+) (jeugd) aftuigen; vernielen. • Soms gingen we met de auto terug, maar meestal met de bus. Konden we die ook nog slopen. (Peter Gielissen & Pieter Vonk: Laten zien dat we beesten zijn. 1985) • Slopen, 1. Uit elkaar halen; kapot maken; 2. (Del.) Leienaar neer slaan. (Albert Gillissen & Paul Olden: Het eerste Nederlandse...

2024-04-23
Historische collectie Nederland

Rijksdienst voor het cultureel erfgoed (2019)

slopen

Slopen: uitnemen van een omvangrijk deel van een constructie.

2024-04-23
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

slopen

slopen - regelmatig werkwoord uitspraak: slo-pen 1. het niet overeind laten staan, uit elkaar halen ♢ ze hebben de oude schuur gesloopt Regelmatig werkwoord: slo-pen ik sloop jij/u sloop...

2024-04-23
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Slopen

(Barg.) lood stelen uit onbewoonde huizen; sloper: looddief.

2024-04-23
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Slopen

v., (for)slope, -sloopje, toslope, -sloopje.

2024-04-23
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

SLOPEN

(sloopte, heeft gesloopt), 1. afbreken, slechten, amoveren : een huis, een villa slopen; 2. uit elkaar nemen; — inz. uit elkaar nemen, af breken wat oud en versleten is : een schip, een locomotief slopen; 3. door of bij afbraak verkrijgen: knoppen die ze van de deuren gesloopt hadden ; — (diev.) (lood) wegstelen v...

2024-04-23
Boevenjargon

Professor Henry Roskam (1949)

slopen

het lood wegstelen van leegstaande gebouwen.

2024-04-23
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

slopen

sloopte, h. gesloopt (1 afbreken, slechten; 2 door of bij afbraak verkrijgen; 3 Barg. stelen [van lood]; 4 uitputten, ondermijnen): 1. een schip, huizen slopen; de slopende moker van de tijd; 2. gesloopt hout; 3. lood slopen uit een leegstaand huis; 4. de koorts sloopt de krachten.

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-23
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

slopen

('slo:pən) (sloopte, heeft gesloopt) [Fakt. van sluipen] 1. uit elkaar nemen : een schip -. Syn. ➝ afbreken. 2. afbreken : een huis, lokomotief, ketel -. 3. door, bij afbraak verkrijgen : zich verwarmen bij het gesloopte hout van een schip. 4. slechten ; een warande -. 5. te gronde richten, doen vergaan : zijn krachten -; een -de taak.