slippen
(2008) (luchtv.) ergens overnachten. Zie ook: slipstation*. • Als bemanning hebben we in elke stad waar we slippen, een arts die we dag en nacht kunnen raadplegen. (Geeri Bakker: Stewardess@work. 2008)
Marc De Coster (2020-2024)
(2008) (luchtv.) ergens overnachten. Zie ook: slipstation*. • Als bemanning hebben we in elke stad waar we slippen, een arts die we dag en nacht kunnen raadplegen. (Geeri Bakker: Stewardess@work. 2008)
Muiswerk Educatief (2017)
slippen - regelmatig werkwoord uitspraak: slip-pen 1. greep op het wegdek verliezen en daardoor niet meer rechtdoor rijden ♢ de auto slipte op de gladde brug en dook de sloot in Regelmatig werkwoord: slip-pen ik slip...
Jan Luitzen (2009)
(onov ww; slipte; h. en is geslipt) - (van een fietswiel) uitglijden, wegglijden: zijn fiets slipte op de gladde weg.
Van Dale Uitgevers (1950)
(slipte, heeft en is geslipt), 1. wegglijden, wegglippen: het anker slipt, pakt niet, houdt niet; een touw laten slippen, door de handen laten glijden; iets laten slippen, het opgeven of zich er niet meer mee bemoeien ; de goede gelegenheid laten slippen, ontsnappen, er geen gebruik van maken; — door de vingers...
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: