slippen
(2008) (luchtv.) ergens overnachten. Zie ook: slipstation*. • Als bemanning hebben we in elke stad waar we slippen, een arts die we dag en nacht kunnen raadplegen. (Geeri Bakker: Stewardess@work. 2008)
Marc De Coster (2020-2023)
(2008) (luchtv.) ergens overnachten. Zie ook: slipstation*. • Als bemanning hebben we in elke stad waar we slippen, een arts die we dag en nacht kunnen raadplegen. (Geeri Bakker: Stewardess@work. 2008)
Rijksdienst voor het cultureel erfgoed (2019)
Direct toegang tot alle 16 resultaten over slippen?
Muiswerk Educatief (2017)
slippen - regelmatig werkwoord uitspraak: slip-pen 1. greep op het wegdek verliezen en daardoor niet meer rechtdoor rijden ♢ de auto slipte op de gladde brug en dook de sloot in Regelmatig werkwoord: slip-pen ik slip...
Jan Luitzen (2009)
(onov ww; slipte; h. en is geslipt) - (van een fietswiel) uitglijden, wegglijden: zijn fiets slipte op de gladde weg.
Van Dale Uitgevers (1950)
(slipte, heeft en is geslipt), 1. wegglijden, wegglippen: het anker slipt, pakt niet, houdt niet; een touw laten slippen, door de handen laten glijden; iets laten slippen, het opgeven of zich er niet meer mee bemoeien ; de goede gelegenheid laten slippen, ontsnappen, er geen gebruik van maken; — door de vingers...
M. J. Koenen's (1937)
slipte, h., i. geslipt (1 glippen, [weg]glijden, inz. met laten; 2 ongemerkt ergens doorheen komen; 3 uitglijden [der wielen]): 1. een touw laten slippen; laat die goede gelegenheid maar niet slippen, ontsnappen; 2. een jongen slipte ongemerkt mee naar binnen; 3. (de wielen van) de autos slipten op de beijzelde weg.
Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)
1° Van landvoertuigen, is het uitglijden der wielen. ➝ Slipgevaar. 2° S. van een vliegtuig noemt men het zijdelings doen glijden van een vliegtuig om dit bij het zweven snel hoogte te doen verliezen bij geringe voorwaartsche verplaatsing.
J.H. van Dale (1898)
SLIPPEN - (slipte, heeft geslipt), glijden, uitglijden: mijn fiets, ik slipte, door de gladheid gleed mijn fiets uit; — het anker slipt, pakt niet, houdt niet; — een touw laten slippen, door de handen laten glijden; —iets laten slippen, iets opgeven, van iets afkomen; — de goede gelegenheid laten slippen, ontsnappen, er ge...
Jacob van Lennep (1865)
o.w. - Wegglijden, doorglijden. Zy lieten het touw slippen. Zy lieten het uit een kluisgat wegglijden: ’t geen gebeurt, wanneer men, een goed heenkomen zoekende, geen tijd heeft om het anker te winden en liever het touw laat slippen om los te komen).Spreekwijze: Iets laten slippen (iets opgeven, er van af komen).
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel lid van Ensie en geniet van alle voordelen: