Wat is de betekenis van slimmerik?

2024-03-29
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

slimmerik

slim persoon. iemand die slim is; slim persoon; slimmerd. Ook wel ironisch gebruikt voor iemand die juist helemaal niet slim is. Voorbeelden: Een slimmerik heeft hier het domein hier.is aangevraagd, zodat er nu adressen bestaan als hier.is/jaap. Reformatorisch Dagblad, 2002 De vrees voor 'dertien gasten aan tafel&...

2024-03-29
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

slimmerik

In gunstigen zin: pers. met een zeer goed verstand, iem. die vlug van begrip is. Opm.: In de standaardt. wel, naast het meer gebr. slimmerd, in meer ongunstige bet.: schrander, uitgeslapen pers., die m.n. vlug is in het bedenken van hulpmiddelen, uitwegen enz.

2024-03-29
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

SLIMMERIK

m. (-en), (vooral Zuidn.) slimmerd.

2024-03-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

slimmerik

m. slimmeriken (geslepen, schrander, vindingrijk persoon; dikwijls ir.): die slimmerik.

2024-03-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

slimmerik

m.(-en) slimmerd. Syn. genie.

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

SLIMMERIK

SLIMMERIK - m. (-en), (Zuidn.) slimme, vlugge jongen.