slim
slim - bijvoeglijk naamwoord 1. wie het vlug snapt en snel reageert ♢ Maikel is een slimme leerling 1. wie niet sterk is, moet slim zijn [wie geen kracht heeft, moet zijn verstand gebruiken] ...
Muiswerk Educatief (2017)
slim - bijvoeglijk naamwoord 1. wie het vlug snapt en snel reageert ♢ Maikel is een slimme leerling 1. wie niet sterk is, moet slim zijn [wie geen kracht heeft, moet zijn verstand gebruiken] ...
Dr. E. Schröder (1980)
Evenals bij het woord leep moeten wij uitgaan van de grondbetekenis: scheef, krom, schuin. In de 17e eeuw betekent slim van lijf: misvormd, gebocheld, scheef. Figuurlijk gaat slim dan betekenen: slecht, verkeerd en van personen: onoprecht, gemeen, boos. Zo spreekt Anna Bijns over Luther als een man die slimme gangen ging en bij Hooft lezen wij: Noy...
Fa. A.J. Osinga (1952)
adj. & adv., snoad, slim, liep, goochem, tûk, fyf, útsliept, fyn ynlein, elf, bitûft; elk te — af zijn, foar gjin gat to fangen wêze.
Dr. F.P.H. van Wely (1951)
I. dun, schraal, smal, tenger, slank; II. een vermageringskuur doen (ondergaan), slank worden (maken).
Van Dale Uitgevers (1950)
bn. bw. (-mer, -st), 1. (vooral in oostel. en noordel. dial.) erg, bedenkelijk, slecht, verkeerd: de zaken staan slim; het slimme van de zaak is, dat... ; hij meent het niet zo slim; 2. schrander, uitgeslapen, vlug in het bedenken van hulpmiddelen en uitwegen, ofwel in het doorzien van een toeleg, het raden: een slimme kerel; dat is slim...
M. J. Koenen's (1937)
slimmer, slimst, I. bn. (1 erg, verkeerd, gevaarlijk, bedenkelijk enz.; 2 schrander, vindingrijk inz. vlug in het bedenken van hulpmiddelen en uitwegen, in het raden en dergelijke): 1. het ziet er slim met den zieke uit; de toestand wordt hoe langer hoe slimmer enigszins gew.; 2. de slimme Piet; niet slim, niet van de slimsten, dom; iem. te slim (a...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: