Wat is de betekenis van Slik?

2024-04-23
Encyclopedie van Zeeland

Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1982)

SLIK

→ Aanwas.

2024-04-23
Biologische encyclopedie

G. Th. van Kempen (1974)

slik

nog onbegroeide, buiten de dijken gelegen stukken grond, die door afzetting uit zee worden gevormd.

2024-04-23
Lexicon Nederlandse beeldende kunstenaars 1750-1950

Pieter Scheen (1969)

Slik

Slik - zie Ger Schneider.

2024-04-23
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

slik

(de, -ken), (‘slang’) trekje aan sigaret. Een paar lessen daarna ging het erom wie de grootste slik nam. Het streven was erop gericht de sigaret in één trek zeker voor een kwart van zijn lengte op te branden en dan te inhaleren (Rappa 1981: 79). - Syn. bats (2), slok.

2024-04-23
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

slik

sien slyk.

2024-04-23
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Slik

In de lage vervening gebruikte term voor gebaggerde veenspecie, die op de legakker wordt uitgespreid (z. Baggerturf).

2024-04-23
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Slik

s.n., slyk (it).

2024-04-23
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

Wil je toegang tot alle 18 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-23
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

SLIK

o. en v., 1. slijk: je schoenen zitten met slik; in de slik vallen; 2. (-ken) aangeslibde, maar nog niet drooggelegde of droogliggende grond; in Zeeland bepaaldelijk: aangeslibde grond die nog niet ingedijkt is.