Wat is de betekenis van slijmjurk?

2024-04-25
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

slijmjurk

(1919) (scheldw.) vleier; mooiprater; vervelende vent. Het woord werd wellicht ontleend aan de soldatentaal. Mogelijk is dit de reden waarom het bij voorkeur op mannen slaat, al kan het ook zijn dat een typisch vrouwelijke eigenschap (althans in de visie van mannen), nl. het zeuren, hier benadrukt wordt door het kiezen van een vrouwelijk kledingstu...

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

slijmjurk

slijmjurk - zelfstandig naamwoord uitspraak: slijm-jurk 1. wie overdreven lief doet om iets gedaan te krijgen ♢ die slijmjurk krijgt altijd veel voor elkaar Zelfstandig naamwoord: slijm-jurk de slijmjurk ...

2024-04-25
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

slijmjurk

vleier; mooiprater; vervelende vent. Het woord werd ontleend aan de soldatentaal. Mogelijk is dit de reden waarom het bij voorkeur op mannen slaat, al kan het ook zijn dat een typisch vrouwelijke eigenschap (althans in de visie van mannen), nl. het zeuren, hier benadrukt wordt door het kiezen van een vrouwelijk kledingstuk. Het woord suggereert dan...

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

SLIJMJURK

m. (-en), (sold.) ben. voor een zeur, een vervelende vent.

2024-04-25
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)

2024-04-25
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Gerelateerde zoekopdrachten