slice
(zelfstandig naamwoord) punt, stuk
Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)
Jan Luitzen (2009)
(de; -s) - (rechtshandige speler) slag waarbij de met zijspin geslagen bal links van het doel start en, onbedoeld, met een sterke boog naar rechts afbuigt; voor een linkshandige speler geldt het omgekeerde: pulled slice. (rechtshandige speler) slag waarbij de bal in een redelijk rechte lijn naar een punt links van de doellijn vliegt en aan het eind...
Nu slechts 21,95!
Henk Biemond (1985)
De delen van een golf, die binnen twee opgegeven amplitudegrenzen aan dezelfde kant van de nul-as liggen.
Dr. F.P.H. van Wely (1951)
I. 1. snee(tje), schijf(je), plak [vlees]; 2. visschep; spatel; vuurschop, riek; a slice of bread and butter, een (enkele) boterham; a slice of territory, een stuk (lap) grond; II. in sneetjes, dunne schijven of plakken snijden (ook: slice up); snijden.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.