Wat is de betekenis van Sleeswijk?

2024-04-23
Lexicon Beeldende Kunstenaars

Pieter Scheen (1980)

Sleeswijk

Zie Th.J. van Bosse.

2024-04-23
De grote encyclopedie van het antiek

Jan Durdik en anderen (1970)

Sleeswijk

(Du.). Van 1755 tot 1814 werd in deze streek in talrijke manufacturen faience vervaardigd. Tot de beste stukken uit de periode voor 1773 behoren terrines, kommen, ondiepe schalen, dienbladen en bisschopskommen. Doorgaans zijn de produkten beschilderd in hoogvuurkleuren, bestaande uit mangaan, paars met grijs- of geelgroen. Merken: uiterst zeldzaam...

2024-04-23
Lexicon Nederlandse beeldende kunstenaars 1750-1950

Pieter Scheen (1969)

Sleeswijk

Sleeswijk - zie Th. J. van Bosse.

2024-04-23
Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

SLEESWIJK

Doopsgez. koopmansgeslacht van onbekende herkomst (uit Duitsland?). In 1620 verschijnt de stamvader Frederick Samuelsz. (f 1680) te Harlingen, sinds 1668 met de familienaam. Grootschippers, reders en zeilmakers te Lemmer, bijzitters van Lemsterland. Cornelis (1795-1857) trouwt met Ietje Wegener. Een der zoons, Frederik Willem, nam ook de naam der...

2024-04-23
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Sleeswijk

(Schleswig), stad in Sleeswijk-Holstein, aan de Schlei (VIII 688 C4). Ca. 19000 inw. (vnl. Prot.). Bestaat uit de zgn. Altstadt en de stadsdeelen Holm en Lollfusz. Voornaamste gebouwen: Petridom (13e eeuw) en het slot Gottorp. S. wordt in de 9e eeuw voor het eerst genoemd. In 948 werd S. een bisschopsstad (na de Hervorming opgeheven). Van 1731 t...

2024-04-23
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Sleeswijk

('sle:s) havenstad in Duitsland 30 000 inw.

2024-04-23
Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Sleeswijk

Sleeswijk - stad aan de O.-kust der Pruisische prov. Sleeswijk-Holstein; 20.000 inw., reederij, fabr. van sigaren, meubels, dakbedekking, leer.

2024-04-23
Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Sleeswijk

Sleeswijk, tot 1864 een Deensch hertogdom, omvat het gedeelte der Pruissische provincie Sleeswijk-Holstein, hetwelk ten noorden van de Eider gelegen is. Sleeswijk is van ouds door de Germanen bewoond, aanvankelijk naar alle vermoeden door de Cimbren, voorts in het oosten door de Angelen, in het binnenland door de Juten en in het westen door de Frie...

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-23
Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Sleeswijk

1) een der zoogenaamde Elve-hertogdommen, tusscheu de Noordzee, de Oostzee, Jutland en Holstein, wordt ook wel Zuid-Jutland genoemd, is 167 vierk. mijlen groot, en bevolkt met 410,000 zielen. Aanvankelijk behoorde S. aan Denemarken; het werd herhaalde malen daarvan afgescheiden, om als apanage te dienen (zoo: in 1085, voor Olof, broeder van Canut I...