Wat is de betekenis van slaatje?

2024-04-19
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

slaatje

1) (18e eeuw) (Barg.) klein wasgoed. • (Cartouche of de gestrafte booswigt: Uyt het Fransch in Nederduitsche vaerzen. 1731) • Klyn linne goedt: Slaatje. (Nicolas Racot de Grandval: Nederduitsch en Bargoens woordenboek. 1743) • Slaatje, klein waschgoed. (Onze Volkstaal. Deel 3. 1885. Alphabetische Woordenlijst van het Bargoensch...

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

slaatje

slaatje - Zelfstandignaamwoord 1. (voeding) koud gerecht met groenten (sla, tomaten, ei enz) of vruchten Verwante begrippen aardappelsalade, huzarenslaatje, salade

2024-04-19
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

slaatje

slaatje - zelfstandig naamwoord uitspraak: sla-tje 1. koud gerecht van aardappels, groente, mayonaise etc. ♢ er was ook een slaatje bij de barbecue Zelfstandig naamwoord: sla-tje Synoniemen salade

2024-04-19
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Slaatje

o. (-s), zie ald.

2024-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

slaatje

o. (kleine hoeveelheid toebereide salade): een lekker slaatje; van de stam van slaan met een woordspeling met sla: ergens een slaatje uit slaan, een voordeeltje aan iets hebben; ook: een slaatje maken, zoet winstje.

2024-04-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

slaatje

I ('sla:tjə) o. (—s) vklw. van → sla. slaatje II ('sla:tjə) o. (-s) vklw. van slag (I 10 b 6).

2024-04-19
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Slaatje

Slaatje - o. schotel met sla; — (fig.) er een slaatje uit hebben, ergens uit slaan, er geldelijk voordeel van hebben.