Wat is de betekenis van slaapplaats?

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

slaapplaats

slaapplaats - Zelfstandignaamwoord 1. plaats waar iemand kan slapen Na het harde werken zocht hij zijn slaapplaats op om te gaan slapen. Woordherkomst samenstelling van slaap en plaats

2024-04-25
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

slaapplaats

Slaapkamer. Omvattende: gelijkvloers: gang met W.C., eetplaats, slaapplaats, wasplaats met trap, keuken, garage enz., Limburg 3/9/1976.

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Slaapplaats

s., sliepplak (it), -sté (it), -steed (it); een — geven, bêdzje; — onder een bedstede, ûnderbedsteed (it), -bedsté (it).

2024-04-25
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Slaapplaats

v. (-en), plaats waar men slapen kan of pleegt te slapen; leger; bed.

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

slaapplaats

v. slaapplaatsen (plaats, waar iem. pleegt te slapen, waar gelegenheid is voor één persoon te slapen).

2024-04-25
Het juiste woord

Dr. L. Brouwers (1928)

Slaapplaats

Naamwoord: slaaphuis, sleep-in, nachtlogies, nachthut, slaapplaats, dortoir, ligplaats, rustplaats, ligging, leger, nachtleger, legerstede, hangmat, kazemat, slaapmatje, brits, kermisbed, hondebed, hondenest, bedstede, bedstee, beddekast, beddekoets, slaapstede, slaapstee, kavete, alkoof, alkove, kooi, bovenkooi, standy, bed, slaapbed, dekbe...

2024-04-25
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)