slaapplaats
slaapplaats - Zelfstandignaamwoord 1. plaats waar iemand kan slapen ♢ Na het harde werken zocht hij zijn slaapplaats op om te gaan slapen. Woordherkomst samenstelling van slaap en plaats
Wiktionary (2019)
slaapplaats - Zelfstandignaamwoord 1. plaats waar iemand kan slapen ♢ Na het harde werken zocht hij zijn slaapplaats op om te gaan slapen. Woordherkomst samenstelling van slaap en plaats
Walter De Clerck (1981)
Slaapkamer. Omvattende: gelijkvloers: gang met W.C., eetplaats, slaapplaats, wasplaats met trap, keuken, garage enz., Limburg 3/9/1976.
Fa. A.J. Osinga (1952)
s., sliepplak (it), -sté (it), -steed (it); een — geven, bêdzje; — onder een bedstede, ûnderbedsteed (it), -bedsté (it).
M. J. Koenen's (1937)
v. slaapplaatsen (plaats, waar iem. pleegt te slapen, waar gelegenheid is voor één persoon te slapen).
Dr. L. Brouwers (1928)
Naamwoord: slaaphuis, sleep-in, nachtlogies, nachthut, slaapplaats, dortoir, ligplaats, rustplaats, ligging, leger, nachtleger, legerstede, hangmat, kazemat, slaapmatje, brits, kermisbed, hondebed, hondenest, bedstede, bedstee, beddekast, beddekoets, slaapstede, slaapstee, kavete, alkoof, alkove, kooi, bovenkooi, standy, bed, slaapbed, dekbe...
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: