sjezen
1) (19e eeuw) (inf.) hard lopen; weglopen, wegrijden. • Daar kon ze ook niet sjeezen, dat treife sjiksetje. (Israël Querido: De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 2: Van Nes en Zeedijk. 1914) • Ben je niet bang, dat je wijf d'r met me van door sjeest... (A.M. de Jong: Frank van Wezels roemruchte jaren, 1928) • ... afijn ik sjees...