Wat is de betekenis van Sjees?

2024-04-19
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

sjees

1) (1953) (inf.) rijtuig op twee wielen; fiets. Vgl. rol bandijzer*; bika*; bokkenwagen*; brik*; dravertje*; fielesepee*; Harley* Trapson; hert*; ijzeren* paard; kar*; klit*; koffiemolen*; orgel*; pisbakijzer*; rijijzer*; ritserik*; roldering*; rolmops*; stalen* ros; straatvlo*; strijkijzer*; tank*; trapper*; zwaantje*; zwijntje*. • (A. Huizin...

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

sjees

sjees - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sjezen ♢ Ik sjees 2. gebiedende wijs van sjezen sjees! 3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sjezen sjees je?

2024-04-19
Woordenboek van populaire uitdrukkingen

Marc de Coster (1998)

Sjees

in de - zitten in de penarie zitten. Jeugdslangjaren tachtigen negentig. Wellicht bestaat er een verband met de studententerm sjezen ‘niet slagen; mislukken’?

2024-04-19
Vloeken lexicon

Prof. dr. P.G.J. van Sterkenburg (1997)

sjees

zie sjaes.

2024-04-19
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Sjees

[v. Fr. chaise = stoel, van Lat. cathedra; zie katheder] (oorspr.: rollende stoel), bep. soort rijtuig met twee wielen en kap; (volkst.) groot aantal (een - [i]kinderen). [/i]

2024-04-19
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Sjees

licht tweewielig rijtuig

2024-04-19
Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

SJEES

(Fr.: seas). In de 18de eeuw chaise (stoel). Krompanelen tweewielig rijtuig van Franse oorsprong. De bak hangt in riemen.Een beugel-S. (Fr.: bûgelseas) is een S. voor twee paarden, die met een beugel aan de dissel gespannen zijn. Er zijn fraaie, met snij- en schilderwerk versierde, exemplaren gemaakt. Na de opkomst in de 18de eeuw moest de S....

2024-04-19
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Sjees

s., s(j)eas.

Wil je toegang tot alle 18 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Sjees

(<Fr.), v. (sjezen), 1. licht en hoog tweewielig rijtuig met kap. 2. (gemeenz.) grote hoeveelheid, groot aantal: een sjees kinderen; er stond een hele sjees vrachtauto’s.