simultaan
simultaan - Bijvoeglijk naamwoord 1. (medisch) gelijktijdig
A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)
[v. Lat. simul = tegelijk, te zelfder tijd, missch. naar analogie van momentaneus, van momentum] gelijktijdig; -wedstrijd, dam- of schaakpartij van één speler tegen vele anderen tegelijk.
Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)
gelijktijdig; simultaanséance: schaakspel van een persoon tegen verschillende andere spelers.
Uitgeversmaatschappij A. Manteau N.V. (1954)
gelijktijdig, bijv. van gelijktijdige passieve en actieve immunisering tegen meerdere ziekten.
Van Dale Uitgevers (1950)
(<Lat.), bw. bn., gelijktijdig; gelijktijdig bestaand: (wisk.) waaraan gelijktijdig moet worden voldaan: simultane vergelijkingen.
Jacon Kramers Jz (1948)
gelijktijdig, gemeenschappelijk; ~ séance, v. schaak- of damspel, waarbij een persoon tegelijkertijd een aantal parttjen speelt tegen verschillende anderen.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: