Sier
Friese naam. Oorspr. een Germaanse naam, uit Sigihari: Sigi- 'zege, overwinning' (zie sig-) en -hari 'heer, leger' (zie -her-). Het kan ook een Friese verkorting zijn van Paschier en elders van Rosier of Osier. Zie ook Sieger.
Meertens Instituut (2020)
Friese naam. Oorspr. een Germaanse naam, uit Sigihari: Sigi- 'zege, overwinning' (zie sig-) en -hari 'heer, leger' (zie -her-). Het kan ook een Friese verkorting zijn van Paschier en elders van Rosier of Osier. Zie ook Sieger.
Wiktionary (2019)
sier - Zelfstandignaamwoord 1. rijkelijk eten en drinken zoals een gast die van een goede gastheer krijgt 2. iets wat als verfraaiing van het uiterlijk dient sier - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sieren ♢ Ik sier 2. gebiedende wijs van sieren ...
Muiswerk Educatief (2017)
sier - zelfstandig naamwoord 1. wat dient om het mooier te maken ♢ deze strik is voor de sier 1. goede sier maken met iets [er indruk mee proberen te maken] Zelfstandig naamwoord: sier ...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: