Wat is de betekenis van Self-efficacy?

2024-04-19
Op-en-top Nederlands

Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)

self-efficacy

(bijwoord) [alg.] zie: self-

2024-04-19
Hulpverlening bij intimiteits- en seksualiteitsproblemen

Jolanda van der Meijden & Markus van Alphen (2017)

Self-efficacy

Self-efficacy - het geloof in eigen kunnen.

2024-04-19
Inleiding in de counselling

Drs. Markus van Alphen (2016)

Self-efficacy

het geloof in eigen kunnen (Bandura, 1977).

2024-04-19
Psychosociale gespreksvoering

Markus van Alphen (2015)

Self-efficacy

Self-efficacy - het geloof in eigen kunnen.

2024-04-19
Diagnostische vaardigheden termen

Markus van Alphen (2014)

Self-efficacy

Self-efficacy - het geloof in eigen kunnen (Bandura, 1977).

2024-04-19
Verpleegkundig woordenboek

Anneke van Schie (2000)

Self-efficacy

Zelfeffectiviteit, geloof in eigen kunnen; het versterken daarvan betekent oefenen van nieuw gedrag, informatie geven, belemmeringen proberen op te heffen en de patiënt proberen te overtuigen van zijn eigen kracht en mogelijkheden, b.v. in het kader van therapietrouw of bij stoppen met roken.