Schrollen
(schrolde, heeft geschrold), ontevreden smalen, schimpen: hij schrolt gedurig op de regering.
Van Dale Uitgevers (1950)
(schrolde, heeft geschrold), ontevreden smalen, schimpen: hij schrolt gedurig op de regering.
Jozef Verschueren (1930)
('schrollən) (schrolde, heeft geschrold) [msch. klnb.j knorren, schimpen, smaden : op iemands lafhartigheid -.
J.H. van Dale (1898)
SCHROLLEN - (schrolde, heeft geschrold), in eene verdrietige luim zijn, grommen; schimpen, smalen; hij schrolt gedurig op de regeering.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: