Wat is de betekenis van SCHROK?

2024-04-23
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

schrok

(1999) (Vlaanderen, jeugd) lelijk meisje. Syn.: Tamara*. • Schrok: lelijk meisje. (Jeugdtaal in Gazet van Antwerpen, 08/07/1999)

2024-04-23
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Schrok

m. (-ken), 1. gulzigaard, gulzige eter; 2. (Zuidn.) vrek.

2024-04-23
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

schrok

m. schrokken (gulzig eter, vreetzak, vraat; Z.-N. vrek, schraper, gierigaard).

2024-04-23
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

schrok

m. ( ken) [< schrokken] gulzigaard, vraat.

2024-04-23
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Schrok

m. (-ken), gulzigaard, gulzige eter.

2024-04-23
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-23
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

SCHROK

SCHROK - m. (-ken), gulzigaard, gulzige eter; (gew.) groote honger; (fig.) vrek. SCHROKJE, o. (-s).

2024-04-23
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-23
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Schrok

Schrok, m. en v. (-ken), gulzigaard, gulzige eter, - eetster; (fig.) vrek; gierige vrouw. *-ACHTIG, bn. (-er, -st), gulzig; vrekkig.