Wat is de betekenis van schrijlings?

2024-04-20
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

schrijlings

schrijlings - bijwoord uitspraak: schrij-lings 1. wijdbeens, met aan elke kant een been ♢ hij ging schrijlings op een stoel zitten Bijwoord: schrij-lings

2024-04-20
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Schrijlings

adv., oerskrank, strampeld, strampeltsje-oer, skarreld, skonkje-oer, oer de foet.

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Schrijlings

1. bw., met de benen uiteen, met een been aan elk der beide zijden van de zaak waarop men zit of waarboven men staat: schrijlings op zijn stoel, op een paard zitten; 2. bn., waarbij de benen uit elkaar staan: een schrijlingse houding.

2024-04-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

schrijlings

bw. (met de benen uiteen, met één been aan iedere zijde van de zaak, waarop men staat of zit): de metselaar zat schrijlings op de nok; als bn. ook, s c h r ij d e l i n g s: in schrijdelingse houding.

2024-04-20
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

schrijlings

('schrijlings) I.bw. 1. met wijd uiteengezette benen :op een paard zitten. 2. aan beide kanten : over de Maas ligt de stad Luik. II. bn. schrijlings zich vertonend : een -e houding.

2024-04-20
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Schrijlings

bw. en bn., met de benen uiteen, met een been aan elk van de beide zijden van de zaak waarop men zit of waarboven men staat: schrijlings op een paard zitten.

2024-04-20
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)

2024-04-20
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Schrijlings

Schrijlings, bijw. zie SCHRIJDELINGS.