Wat is de betekenis van schotel?

2024-04-25
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

schotel

Het begrip schotel heeft 3 verschillende betekenissen: 1) ondiepe schaal. ondiepe schaal waarop spijzen worden opgediend of waarop zaken van allerlei aard worden bewaard of neergezet. 2) gerecht. gerecht met of zonder de schotel waarop of waarin het wordt opgediend. 3) schotelantenne. schotelvormige antenne voor het ontvangen...

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

schotel

schotel - zelfstandig naamwoord uitspraak: scho-tel 1. platte schaal ♢ we kochten zes kop en schotels 1. vliegende schotel [ruimteschip dat op een schotel lijkt] 2...

2024-04-25
Molenwoordenboek

B.D. Poppen (2000)

Schotel

Kruisvormig ijzer waarmee in een binnenkruier de doodketting op een kram wordt geborgd.

2024-04-25
Dromen encyclopedie

Fink (1998)

Schotel

Zie ‘Schaal’.

2024-04-25
Lexicon Nederlandse beeldende kunstenaars 1750-1950

Pieter Scheen (1969)

Schotel

Schotel - zie A. M. A. Gips.

2024-04-25
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

schotel

(de, -s), schaal. - Etym.: In AN alleen nog in samenst. en in combinatie met ‘kop’: ‘kop en schotel’. In Noord-Brabant gebr., ook in de bet. van ‘diep bord’.

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Schotel

s., skûtel, skûdel, panne, petiel, petiel(l)e, petielje; — met steel, om kalveren te drenken, hânskûtel; -tje, pântsje (it).

2024-04-25
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Schotel

m. (-s), 1. ovenpaal, schietplank; 2. schoot of schieter van een slot; 3. (gew.) grendel; 4. ankersleutel.