Wat is de betekenis van Schoonheid?

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

schoonheid

schoonheid - zelfstandig naamwoord uitspraak: schoon-heid 1. het mooi zijn ♢ we bewonderden de schoonheid van het landschap 2. een mooi meisje of een mooie vrouw ♢ zijn vriendin is een schoonhei...

2024-04-25
Een woordenboek van de filosofie

Begrippen, stromingen, denkers (2017)

Schoonheid

Eigenschap van een object die aanleiding geeft tot genot of bijval, waarbij de laatste rechtvaardiging behoeft in termen van de eigenschappen van het object. De term wordt in de huidige esthetica meestal vermeden als zijnde te eng, tenzij hij kunstmatig wordt uitgebreid tot esthetische waarde als zodanig; ook lelijkheid kan gewaardeerd worden, zoal...

2024-04-25
Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

SCHOONHEID

als transcendentale eigenschap (een eigenschap, die aan het zijnde als zijnde toekomt) bestaat hierin, dat al wat is, overeenkomt met de goddelijke Idee, volgens welke het wordt geschapen, en dat het juist zó is als God wil dat het is. Schoonheid als eigenschap van iets, dat uit artistieke ,,scheppings”-macht is voortgekomen, moet vanu...

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Schoonheid

s., skientme, moaijens, sierlikens.

2024-04-25
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Schoonheid

v. (...heden), 1. de eigenschap van schoon te zijn, van personen, stoffelijke en onstoff. zaken: ook als alg. begrip (categorie): de eredienst der schoonheid; — (collect.) het geheel der dingen die schoon zijn: schoonheid voortbrengen; 2. eigenschap die er toe bijdraagt een persoon of zaak schoon te doen zijn: de schoonheden...

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

schoonheid

v. schoonheden in bet. 3, 4, 5 (1 de hoedanigheid schoon te zijn, de omstandigheid, dat een persoon of zaak behaaglijk voor oog of oor is; 2 het geheel der dingen, die de hoedanigheid schoon te zijn bezitten; tot dit geheel behorende dingen; 3 eigenschap, die er toe bijdraagt een persoon of zaak schoon te doen zijn; 4 schoon bestanddeel van een lan...

2024-04-25
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Schoonheid

➝ Schoon.

Wil je toegang tot alle 16 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

schoonheid

('scho:nheit) v. (...heden) I. Eig. het schoon zijn. II. Metn. 1. Algm. wie of wat schoon is. 2. Inz. schone (1).