Wat is de betekenis van schommelen?

2025-04-21
*PREMIUM* Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2025-04-21
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Schommelen

I. (schommelde, heeft geschommeld), onoverg., 1. zich langs een boog of ten opzichte van een aspunt heen en weer bewegen: een schommelende wieg; het ranke bootje schommelt op de golven. 2. (van grootheden en getallen) zich bewegen om een gemiddelde: de prijzen schommelen, worden hoger en lager; — de barometerstand sch...

2025-04-21
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

schommelen

1) (1667) (euf. of sch.) geslachtsgemeenschap hebben. Eigenlijk: onregelmatige verplaatsende bewegingen maken. • (Geïllustreerde Encyclopedie van de Sexualiteit. Ned. vertaling van The Visual Dictionary of Sex. H.J.W. Becht-Amsterdam. 1977-1980. Woordenlijst p. 126) • (Hans Heestermans: Erotisch Woordenboek. 1980) • (H. Mulleb...

2025-04-21
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

schommelen

schommelen - regelmatig werkwoord uitspraak: schom-me-len 1. heen en weer zwaaien terwijl je op een schommel zit ♢ Lev gaat in de speeltuin altijd schommelen 2. heen en weer of op en neer gaan ...

2025-04-21
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

schommelen

schommelen - De activiteit waarbij op een schommel heen en weer wordt bewogen.

2025-04-21
Erotisch woordenboek

Hans Heestermans (1977)

schommelen

schommelen - geslachtsgemeenschap hebben; eig. ‘heen en weer gaande bewegingen maken’, een vergelijkbare bet.-overgang zien we bij schuiven, tommelen. Zij wiert daer al vry mee beklat, Datze met de Teun schommelen, en moytjes mee op de Vlierling zat, BARON, KL v. K. Louwen 5 [1667].

2025-04-21
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Schommelen

v.; (op de schommel zitten), touterje; (heen en weer wiegelen), hobbelje, dinderje, dintsje, wrig(g)elje, hutselje, huottelje, roeikje, ruoikje, roaikje.

2025-04-21
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

Wil je toegang tot alle 17 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-04-21
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

schommelen

schommelde, h. geschommeld (1 op [of: als op] een schommel heen en weer en enigszins op en neer [doen] bewegen; v. e. vaartuig: [doen] wiegelen; zich op een schommel vermaken; 2 waggelend gaan; 3 handel: op en neer gaan; 4 onregelmatige, verschillende of verplaatsende bewegingen maken inz. v. iem., die iets zoekt): 1. de kinderen waren aan het scho...