Wat is de betekenis van Schoffelen?

2024-04-25
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

schoffelen

(1991) (Amsterdam, stud.) eten. • (Albert Gillissen & Paul Olden: Het eerste Nederlandse Studentenwoordenboek. 1991) • (https://yoo.rs/studententaal-by-lissa, 27/08/2015)

2024-04-25
Jargon & Slang van Voetballers

Marc De Coster (2017)

Schoffelen

Schoffelen - op een onelegante manier spelen.

2024-04-25
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

schoffelen

(schoffeld, geschoffeld) in België ook: gejaagd zijn, iets haastig doen, gulzig eten, met schuifelende bewegingen ergens iets stoppen, wegmoffelen.

2024-04-25
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

schoffelen

1. (Iets) met schuivende bewegingen ergens brengen of stoppen; in de aanh. bep.: wegmoffelen; - ook intrans.: schuifelende bewegingen maken, schuifelen. Ze schoffelde den brief in den schortezak, STREUVELS 1962, 10. 2. (Iets) haastig of jachtig verrichten; - ook intrans.: haastig, gejaagd te werk gaan. 3. M. betr. t. speelkaarten: schudden.

2024-04-25
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Schoffelen

Onder s. wordt verstaan het m.b.v. schoffels ondergronds afsnijden van onkruidwortels, waardoor de onkruiden worden vernietigd. Soms heeft zich op bepaalde gronden een korst gevormd, die de luchtcirculatie in de grond belemmert. Bij het s. wordt deze korst verbroken, hetgeen een structuurverbetering van de bovengrond betekent. Bij het s. werken de...

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Schoffelen

v., skoffelje, (t)sjoele; de aardappelen, bieten één keer —, de ierappels, biten trochslaen.

2024-04-25
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Schoffelen

I. (schoffelde, heeft geschoffeld), met een schoffel van onkruid reinigen: de tuinpaden schoffelen; — (abs.) met de schoffel werken. II. (schoffelde, heeft geschoffeld), A. onoverg., 1. (met de voeten) schuifelen; 2. (w. g.) langzaam, met schuifelende voeten lopen, slenteren; 3. (gew., Zuidn.) haastig, gejaagd te werk gaan, zich beweg...

Wil je toegang tot alle 17 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

schoffelen

I. schoffelde, h. geschoffeld (werken met een schoffel); de paden schoffelen. II. schoffelde, h. geschoffeld (1 schuivend voortbewegen; 2 knikkeren of koten: de knikker of de koot door een duw met de rug van de vinger voortbewegen; 3 schuifelende bewegingen maken); 1. ze schoffelde haar vinger door de korreltjes; 2. de knikkers een voor een schoff...