schink
(zn) ham LC.
Direct toegang tot alle 7 resultaten over Schink?
Van Dale Uitgevers (1950)
m. (-en), 1. (gew.) schenkel, zowel het gehele been van heup tot knie, als alleen het vlees daaromheen 2. gezouten achterdeel (van een varken of rund), ham.
M. J. Koenen's (1937)
m. schinken (min of meer gew. ham, gezouten en gerookt dijstuk v. een varken).
J.H. van Dale (1898)
Schink - m. (-en), (gew.) schenkel, zoowel het geheele been van heup tot knie, als alleen het vleesch daaromheen; — gezouten achterdeel (van een varken of rund), ham.
Anthony Winkler Prins (1870)
Schink (Johann Friedrich), een verdienstelijk dichter en dramaturg, geboren te Magdeburg in 1755, studeerde te Halle in de theologie, leverde als student reeds bijdragen in den Leipziger en Göttinger „Musenalmanach” en verwierf den te Hamburg uitgeloofden prijs van 20 Friedrichs d'or voor zijn treurspel: „Gianetta Montaldi”. In 1778 weiji hij priva...
I.M. Calisch (1864)
Schink, m. (-en), gezouten achterdeel (van een varken of rund), ham; de -en, soort zeer kleine kruipende dieren.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.