Wat is de betekenis van Schink?

2024-04-25
Brabants Handwoordenboek

Prof. dr. Jos Swanenberg (2015)

schink

(zn) ham LC.

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Schink

m. (-en), 1. (gew.) schenkel, zowel het gehele been van heup tot knie, als alleen het vlees daaromheen 2. gezouten achterdeel (van een varken of rund), ham.

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

schink

m. schinken (min of meer gew. ham, gezouten en gerookt dijstuk v. een varken).

2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

schink

m. (-en) [~ schenkel] ham.

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Schink

Schink - m. (-en), (gew.) schenkel, zoowel het geheele been van heup tot knie, als alleen het vleesch daaromheen; — gezouten achterdeel (van een varken of rund), ham.

2024-04-25
Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Schink

Schink (Johann Friedrich), een verdienstelijk dichter en dramaturg, geboren te Magdeburg in 1755, studeerde te Halle in de theologie, leverde als student reeds bijdragen in den Leipziger en Göttinger „Musenalmanach” en verwierf den te Hamburg uitgeloofden prijs van 20 Friedrichs d'or voor zijn treurspel: „Gianetta Montaldi”. In 1778 weiji hij priva...

2024-04-25
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Schink

Schink, m. (-en), gezouten achterdeel (van een varken of rund), ham; de -en, soort zeer kleine kruipende dieren.