Wat is de betekenis van schijntje?

2024-04-19
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

schijntje

(19e eeuw) (inf.) kleinigheid. • Een smore braad-lucht was komen binnenwalmen.... buurvrouw bakte visch voor van avond.... bepaald afslag geweest op de markt.... de visch was nu voor een schijntje te bekomen.... (Jac. Van Looy: Feesten. In: Tweemaandelijksch Tijdschrift. Jaargang 5. 1899) • ‘Lam, dat het nou ook juist het eind van...

2024-04-19
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

schijntje

schijntje - zelfstandig naamwoord uitspraak: schijn-tje 1. laag geldbedrag ♢ deze fiets heb ik voor een schijntje gekocht Zelfstandig naamwoord: schijn-tje het schijntje de schijntjes...

2024-04-19
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Schijntje

s.n., biwyske (it); een —, in flut.

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Schijntje

o. (-s), 1. eert. zeker vrouwenkledingstuk ; —halfhemdje ; 2. (gemeenz.) zeer geringe hoeveelheid, heel klein beetje : hij wil in zijn thee niet meer dan een schijntje melk ; ik kocht het voor een schijntje, heel goedkoop ; — hij heelt er maar een schijntje van begrepen, bitter weinig.

2024-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

schijntje

o. schijntjes (1 een weinigje, een beetje; 2 gew. een [schijnheilige] deugniet); 1. dat kost een schijntje (geld); daar is geen schijntje van waar, totaal niets; 2. ik beweerde altijd, het is een schijntje.

2024-04-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

schijntje

('schijntjə) o. (-s) vklw. van ➝ schijn.

2024-04-19
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Schijntje

o. (-s), 1. (vroeger) halfhemdje; 2. (gemeenz.) zeer geringe hoeveelheid: ik kocht het voor een schijntje, heel goedkoop; dat is maar een schijntje, bitterweinig.

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Schijntje

Het begrip schijntje heeft 2 verschillende betekenissen: 1. schijntje - schijntje - o. (-s), er is geen schijntje van waar, totaal niets; — (gemeenz.) weinigje, beetje: hij wil in zijne thee niet meer dan een schijntje van melk; ik kocht het voor een schijntje, heel goedkoop. 2. schijntje - schijntje - o. (-s), (gew.) halfhemdje.